Turnonderdelen

Paardsprong

De paardsprong (mannen) is een techniek uit het turnen die wordt uitgevoerd op het toestel paard. De turner vangt vanuit de beginpositie aan met een aanloop, zet vervolgens krachtig af op de springplank en zet een schuinvoorwaartse beweging in waarbij de handen op het paard worden geplaatst en een acrobatische sprong naar keuze volgt. De snelheid van de aanloop is medebepalend voor de essentiële krachtige afzet. De kracht waarmee wordt afgezet is weer van belang voor de hoogte en de lengte van de sprong, wat het mogelijk aantal acrobatische manoeuvres bepaalt. De paardsprong wordt afgesloten met een landing, welke in de beoordeling wordt betrokken.

Bij een paardsprong voor de vrouwen wordt doorgaans voor de afzet op het paard een acrobatische reeks bewegingen ingezet.


Moderne versie van het apparaat

Omdat door de toenemende moeilijkheidsgraad van de sprongen het klassieke paard onveilig was geworden, is het paard in de hoogste niveaus van het turnen sinds 2002 vervangen door de Pegasus. In de turntermen wordt nog vaak de term Paard genoemd. Het noemen van Paard voor Pegasus is nog steeds correct.

Damesbrug of brug met ongelijke leggers

Op de damesbrug kunnen verschillende soorten elementen worden geturnd, zoals

  • zwaaien (zoals reuzenzwaai)
  • draaien (zoals buikdraai, zolendraai)
  • kiepen
  • beenzwaaibewegingen (zoals ophurken en tegenspreiden)
  • vluchtelementen
  • afsprongen

Op de lagere niveaus van het turnen worden vooral de draaien geturnd, zoals de buikdraai (het geheel gestrekt met de buik tegen de ligger ronddraaien). Op de hoge niveaus worden steeds meer elementen zwaai- en vluchtelementen geturnd zoals heren ook aan rek turnen. Een voorbeeld van een zwaaielement is de reuzenzwaai, waarbij de turnster geheel gestrekt rond de ligger draait. Bij vluchtelementen 'vliegt' de turnster over de legger, zoals bij een paksalto, waarbij de turnster de legger loslaat, in de vluchtfase een salto maakt en de andere legger weer beetpakt. Een veel voorkomende afsprong is de salto.

Balk

Bij de balk is het de bedoeling zo moeilijk mogelijke acrobatische technieken uit te voeren zonder het evenwicht te verliezen. Niet alleen het van de balk vallen wordt bestraft, maar ook zichtbare evenwichtscorrecties met het lichaam. Een sessie wordt afgesloten met een afsprong, waarbij het eveneens aankomt op de combinatie van techniek en stabiliteit.
 

De balk is een Olympische turndiscipline.

Elementen die worden uitgevoerd op dit toestel zijn spagaatsisonne en roelfova.

Vloer

Een vloeroefening mag niet langer duren dan 1.30 minuut en hoort te zijn opgebouwd uit verschillende soorten onderdelen:

  • acrobatische onderdelen (series)
  • balansonderdelen (statisch)
  • lenigheidsonderdelen.

De acrobatische series zijn aaneenschakelingen van acrobatische elementen zoals flikflaksoverslagen en salto's. De vloeroefening hoort te beginnen en te eindigen met een acrobatische serie en ook halverwege de oefening zit nog een acrobatische serie. Tussendoor worden balansonderdelen geturnd (zoals de handstand) en lenigheidsonderdelen (zoals de spagaat). Bij de vrije oefening op muziek wordt de oefening verder opgevuld met bewegingen op de muziek zoals in het klassiek ballet.

De randen van de vloer zijn gemarkeerd met een lijn. Verliest een turnster haar evenwicht en belandt ze buiten deze lijn, dan betekent dit puntenaftrek. Daarbij wordt van de turners gevraagd om alle hoeken van de vloer te benutten in de oefening.

EOC Turn-, Gym- en Twirlvereniging
Postbus 4251
4900 CG
Oosterhout
Nederland
 
Terug naar boven